De laatste parade

 

Bibliografische gegevens

Titel: De laatste parade

 Auteur: Ruth san a Jong

Uitgeverij en plaats van uitgave: In de knipscheer, 

Gelezen druk met het jaar:

Jaar van de eerste druk:

Bladzijden: 109

Opbouw

Het boek heeft geen vervolg. Het heeft geen epiloog, proloog of bronvermelding. Het is ook niet geïllustreerd. 

 Dit boek bestaat uit 9 verschillende verhalen. Elk verhaal heeft zijn eigen titel.

 Er is een ander lettertype bij Surinaamse woorden. 

Samenvatting

Negen variaties op een thema. Zo zou je het debuut van Ruth San A Jong het beste kunnen omschrijven. De verhalen in De laatste parade worden bij elkaar gehouden en zijn met elkaar verbonden door de omgang met de dood. De keuze voor dit thema is niet vanzelfsprekend. Als er één onderwerp is dat met taboes is omgeven en dat mensen als gespreksonderwerp bij voorkeur mijden, dan is het wel de dood. Voor San A Jong was het geen reden om deze problematiek te laten rusten. Juist de onontkoombaarheid van de dood en de verwevenheid van de dood met het leven van alledag worden door haar aangegrepen om dit thema als een gangbaar menselijk verschijnsel te benaderen en aan de orde te stellen.

De negen verhalen – op de omslag van het boek uitgebeeld als een ketting met detailopnamen van de faja lobi – zijn vanuit verschillende perspectieven geschreven, bestrijken een breed spectrum aan emoties, en verwijzen naar uiteenlopende aspecten van de sociale werkelijkheid. De meeste indruk maken de verhalen waarin de auteur vormvast de stof over de pagina’s doseert en even vastberaden als onnadrukkelijk naar een point toewerkt. Dat geldt voor de meerderheid van de bijdragen. Enkele verhalen kennen een meer schetsmatige opzet en doen in hun beknoptheid soms verlangen naar een nadere detaillering en inkleuring van de plot. In één van deze vertellingen (‘Dood door schuld’) wordt na een wat aarzelend begin de handeling zo snel afgewikkeld dat de lezer enigszins verbouwereerd achterblijft. De lading die het verhaal in potentie heeft, komt daardoor jammer genoeg niet over het voetlicht.

Maar zoals gezegd, dergelijke verhalen zijn in de minderheid. Zes van de negen verhalen zijn zonder meer juweeltjes en maken De laatste parade tot een overtuigend debuut. Twee van deze pareltjes waren al in kleine kring bekend. In het titelverhaal komt een ‘verloren zoon’ afscheid van zijn overleden vader nemen. In de consternatie die in het ouderlijk huis ontstaat, valt de kist met het stoffelijk overschot en vliegt het kunstgebit uit de mond van de vader. De uitvaart kan desondanks op een waardige manier plaatsvinden. Het verwante ’De onderbroek’ gaat over een buitenvrouw die haar onderbroek in de kist van haar overleden minnaar laat verstoppen om er verzekerd van te zijn dat zijn geest haar met rust zal laten. In beide verhalen toont San A Jong haar talent voor het schrijven van tragikomische verhalen die dicht bij de belevingswereld van de volksklasse liggen.

Huiveringwekkend is ‘Aan de dood ontsnapt’, waarin de herinnering aan de binnenlandse oorlog het leven van een Marronvrouw tot een hel maakt als zij er in de stad achter komt dat zij de huishoudster is geworden van haar toenmalige verkrachter. Niet minder schokkend is ‘Lelijke dingenschrift’. Hierin worden de zelfmoord van een moeder en de incestpraktijken van een stiefvader uit de doeken gedaan bezien vanuit het gezichtspunt van een kind. Samen met haar zusje is dit kind het slachtoffer van de ontaarde ouders, begrijpelijkerwijs zonder dat de volle waarheid tot het meisje doordringt. In het beklemmende ‘Uit de droom helpen’ moet een man grafschennis plegen om verlost te raken van de geestverschijning van zijn overleden vriend, die hem ’s nachts komt bezoeken en die hij tot zijn ontsteltenis veel minder goed blijkt te hebben gekend dan hij altijd had gedacht. ‘De geur van de dood’ volgt een aflegster die maar geen afscheid kan nemen haar roeping, ook al wordt het werk met het klimmen der jaren zwaarder en realiseert zij zich dat haar privéleven altijd vergaand onder haar arbeid heeft geleden.

Een bijzondere vermelding verdient het laatste verhaal van de bundel, ‘Inferno’. San A Jong blijft hier dicht bij haar eigen leven, wat het schrijven van deze tekst niet altijd gemakkelijk moet hebben gemaakt. In uitgebeend en staccatoachtig proza doet zij het relaas van haar moeder, die als psychiatrisch patiënte in het toenmalige LPI verbleef en daar goeddeels aan haar lot werd overgelaten. De onverschilligheid van en verwaarlozing door het personeel van de inrichting probeert de dochter te compenseren door haar moeder met ijzeren discipline, tot aan haar plotselinge overlijden, te verschonen, te voeden, medicijnen te laten innemen en liefde en aandacht te geven. Achter de beheersing waarmee het verhaal geschreven is, liggen woede over onrecht en onbegrip voor een overheid die niets tegen aantoonbare misstanden wenst te ondernemen. ‘Inferno’ – dat in de vorm van een novelle misschien nog beter tot zijn recht zou zijn gekomen – is een aanklacht tegen de geestelijke gezondheidszorg en een monument voor degenen die deze zorg ten onrechte wordt onthouden.

De laatste parade benoemt dingen die veel mensen liever onbenoemd laten en legt dingen bloot die menigeen bij voorkeur toegedekt wenst te zien. San A Jong verliest haar respect voor de omgang met de dood niet, maar wil het mysterie niet groter maken dan het is. Zoals zij de aflegster in ‘De geur van de dood’ laat denken: ‘Eigenlijk doen we niet geheimzinnig; het is geheimhouding. Een arts vertelt zijn vrouw en kinderen toch ook niet dat hij een zaagmachine gebruikt om een been te amputeren? Of dat er soms verkeerde medicatie wordt gegeven waardoor de patiënt sterft? Nou dan. Mensen in Suriname maken van alles een geheim, een drama.’ In deze bundel wordt het drama klein en onnadrukkelijk gehouden, waardoor het aan zeggingskracht wint. De geringe omvang van de bundel – in aantal pagina’s en wat betreft het formaat – draagt mede aan dit effect bij. Het is bovendien lang geleden dat een Surinaams literair debuut er zo mooi verzorgd uitzag en met zoveel liefde voor vorm, typografie en kleurgebruik werd geproduceerd.

Titelverklaring

 De titel is 'De laatste parade'. Laatste indiceert de dood. En parade indiceert de luchtige toon van het boek. 

Thema en motieven

 Het onderwerp van het boek is de dood. 

structurele kenmerken

 In acht van de negen verhalen wordt het verhaal verteld met een alwetende verteller perspectief. En één is in de ik-perspectief. 

 Alle verhalen worden verteld in tegenwoordige tijd.

 In bijna elk verhaal is het overleden persoon of een naaste van het overleden persoon. 

 Het speelt zich af in Suriname. Het maakt gebruik van de Surinaamse gebruiken, zoals over de overledene heen stappen. De beroepen worden niet echt gegeven, maar de paar die worden gegeven zijn 

Intertekstualiteit, leidmotieven en symboliek

 Er zit geen symboliek in dit het is compleet recht voor zijn raap. 

Recensie, mening en argumentatie

censie door: Sunny Jansen

‘Hugo is dood.’
De Surinaamse auteur Ruth San A Jong valt met de deur in huis in haar verhalenbundel De laatste parade. Het kan de lezer niet ontgaan: dit boek gaat over de dood. Of liever gezegd, over sterven en omgaan met de dood, want ‘Weten dat je gaat sterven is lastig. Dood zijn niet.’ In negen verhalen schetst de auteur een beeld van doodsbeleving in de Surinaamse cultuur. Het is een divers beeld, ze voert haar lezers langs de geheime rituelen bij de lijkwassing, de problematiek van bijvrouwen en de mysteries van winti. Moord, zelfmoord, euthanasie, kindermisbruik, verkrachting: de verhalen hebben stuk voor stuk zware, sociaal gevoelige onderwerpen. Maar toch wordt de verhalenbundel nergens zwaarmoedig of deprimerend en dat is knap. Maar helaas raken de verhalen ook niet.

In het eerste verhaal De laatste parade is Hugo dus dood. ‘Hugo heeft geleefd, als eigenaar van het bestaan.’ Maar ondanks dat verdriet niet bij zijn levensstijl paste, zijn Hugo’s weduwe en dochter ontroostbaar. Het verhaal begint veelbelovend. Ruth San A Jong schrijft direct en zonder dingen mooier te maken dan ze zijn. Met humor worden Hugo’s leven en heengaan beschreven. ‘Het heeft enige tijd geduurd voor de dokter verscheen om te verklaren dat het niets had uitgemaakt als hij eerder was gekomen.’ Helaas komt de slotscène als een deceptie. Te grotesk en te schreeuwerig eindigt wat een indringend verhaal had kunnen zijn.

Ruth San A Jong wisselt haar directe schrijfstijl af met mooie zinnen en sprekende beelden, die de lezer af en toe een glimlach ontlokken. Op andere momenten zijn haar observaties scherp. ‘Deze ruikt niet zo, omdat ik haar okselstick heb leren gebruiken’, zegt een blanke mevrouw over haar zwarte hulp. Af en toe is er, ondanks de alom aanwezige dood, ook een komische noot te bespeuren, zoals in De onderbroek. Hoofdpersoon Mieke heeft een nijpend probleem als haar minnaar bij een ongeluk om het leven komt. ‘Ik moest naar het mortuarium zien te gaan en een gebruikt onderbroekje in zijn kist leggen. Als ik het niet zou doen, zou zijn geest me ’s avonds komen kwellen.’ Miekes dilemma’s worden raak en met humor beschreven. ‘Het was verwarrend of het nu een vaak gedragen schóne onderbroek, of een gedragen en dus vúíle onderbroek moest zijn.’

Inferno had de gunstige uitschieter in de bundel kunnen zijn. Het onderwerp is confronterend. Een dochter beschrijft de verschrikkelijke omstandigheden waarin haar moeder in de isoleercel van een inrichting opgesloten wordt. Maar helaas raakt ook dit verhaal niet echt. De auteur schrijft direct, maar schept tegelijkertijd afstand. Als lezer mis je betrokkenheid, sympathie voor haar bonte gezelschap aan hoofdpersonen. Niet één hoofdpersoon gaat voor de lezer écht leven. In haar onderwerpkeuze toont Ruth San A Jong een grote sociale betrokkenheid, maar helaas is die betrokkenheid niet te voelen bij de hoofdpersonen. En dat is jammer, de verhalen en vooral de onderwerpkeuzen leenden zich er goed voor.

De Surinaamse Ruth San A Jong (1970) startte in 2008 de Schrijversvakschool Paramaribo. Een jaar eerder werd haar verhaal De onderbroek opgenomen in de verhalenbundel Waarover we niet moeten praten. Het verhaal De laatste parade was een van de winnende inzendingen voor de Kwakoe Literatuurprijs in 2002 en nu debuteert zij dus met een eigen verhalenbundel onder dezelfde titel. Het zijn negen aardige verhalen, maar ook niet meer dan dat.

De laatste parade

Auteur: Ruth San A Jong
Verschenen bij: Uitgeverij In de knipscheer
Aantal pagina’s: 109

Stijl

Zij gebruikt korte zinnen. De schrijven verteld heel beeldend. Zij gebruikt Surinaamse woorden.